32. Makkie Marter

Hé, stop! Wie blaast en raast er zo door het bos en door de tuin? Elsewientjes haren staan recht op haar hoofd. De herfst wind blaast uit alle macht alsof hij een lokje van Elsewientjes haar mee wil nemen. Elsewientje kan maar moeilijk blijven staan, ze wordt bijna omver geblazen. Door die  harde wind laten de bomen al hun blaadjes los. Het lijkt wel of het sneeuwt, bruine blader-sneeuw. Zodra Elsewientje dichter bij het bos komt, hoort ze met haar poezenoortjes de bomen kreunen. Krrrroch, Krrroch. Ook de bomen hebben moeite te blijven staan. Ze gaan heel erg heen en weer en uit alle macht houden hun wortels zich vast aan de aarde. Sommige bomen lukt ‘t om niet om te waaien. Andere bomen hebben te kleine wortels en vallen al heel snel om.
‘Hallo, hallo,’ hoort Elsewientje roepen. ‘Ik hou het niet meer. Ik kan me bijna niet meer vast blijven houden. De wind blaast zo hard.’ Elsewientje kijkt omhoog en ze ziet hoog in de boom een diertje dat lijkt op een poes. Het diertje houdt zich alleen nog aan een boom vast met zijn lange staart. Zijn hele lijf en z’n kop, alles wappert in de wind. Alleen z’n staart zit nog vast. Het diertje kijkt verschrikt naar beneden en roept Elsewientje om hulp. ‘Hallo, help, hallo!’
‘Wie ben jij dan?’ vraagt Elsewientje. ‘Geen tijd om te praten, help me dan, hallo.’
En voor ze er erg in had rolt het diertje uit de boom, boven op de overeind staande haren van Elsewientje. Plof! Gelukkig doet het geen pijn en het diertje is heel dankbaar. ‘Dank je wel dat jij mij opgevangen hebt. Als jij er niet was geweest, had ik al mijn pootjes wel kunnen breken.’
‘Gelukkig maar.’ antwoordt Elsewientje, ‘Wie ben jij dan toch? Ik heb jou nog nooit in het bos gezien of gehoord. Terwijl ze dat vraagt, neemt ze het diertje mee achter een grote dikke beukenboom. ‘Hier zitten we lekker uit de wind en kunnen we even kennismaken.’
‘Ik ben Makkie, Makkie Marter! Ik woon in leegstaande boomhuizen, vandaar mijn naam boommarter.’
‘Boommarter, leegstaande huizen?’ Elsewientje kijkt verrast: ‘Nooit van gehoord of gezien…!’
En dan komt het verhaal er uit. ‘Alle gaten en nesten die de spechten gemaakt hebben, ga ik ’s nachts bekijken. Veel spechten trekken weg of trommelen een hele nieuwe woning bij elkaar. De leegstaande woningen zijn dan voor ons. Dat scheelt ’s nachts een hoop werk en niemand die ons dan aan het werk ziet. Want ’s nachts gaan wij op jacht en overdag slapen we. Daarom heb jij mij ook nooit kunnen ontdekken. Maar wat fijn dat je mij hebt opgevangen. Je wilt nu toch wel mijn vriendje zijn?’

Dat wilde Elsewientje wel en ze vertelde van haar avonturen in de tuin en in het bos. Ze vertelde van Binky, haar andere vriend en ook van haar poezenoortjes. Inmiddels was de wind al weer stil geworden en zo gebeurde het dat Elsewientje Makkie marter uitnodigde een schuilplaats voor de winter in de schuur bij het huis te bewonen. Dat wilde hij wel en sinds die waaierige dag heeft Elsewientje er weer een vriendje bij. En Makkie marter… die heeft een heerlijk warm huisje waar de wind nooit meer bij kan.