Het is nog schemerig als Binky staat te
wachten in de tuin. Vijf uur in de ochtend is voor Elsewientje wel heel vroeg.
Iedereen in het dorp is vandaag vrij. Dauwtrappen heet dat. Dat gebeurt 1 keer
in het jaar op een donderdag. Heel vroeg gaan ze dan het bos in of door het
weiland struinen. Binky vertelt Elsewientje dat hij echt wil dauwtrappen. Op
alle dauwdruppeltjes wil hij stappen. Zodat ze niet meer bolletjes zijn maar waterplasjes worden. 'Dat is goed voor
de grassprieten. Die kunnen dan beter drinken,' zegt hij. Als we het gras
oplopen ziet Elsewientje haar voetstapjes duidelijk staan. Het lijken op
voetstapjes in de sneeuw, roept ze luid naar Binky, haar vriendje. Het gras
lijkt nu heel dof met al die dauwdruppeltjes. Als Elsewientje er op heeft
gestapt dan ziet ze echt een plasje water ontstaan. Ze draait haar poezeoortjes
in het rond om te luisteren of ze stemmetjes hoort. Heel zachtjes hoort ze
gejuich. Juichen, wie doet dat nou? Dan ziet ze een grote dauwdruppel die zich
niet stil kon houden. Hij beweegt rond en roept hoi, hoi, hoi. 'Waarom juich
jij zo,' vraagt Elsewientje. En dan komt na veel aandringen het grote woord er
uit. 'We gaan samen. Als waterdruppeltjes zijn we heel alleen. Maar als we
waterplasjes worden zijn we allemaal weer samen, daar worden we blij van. Daar
gaan we van juichen.'
Op die laatste donderdag in mei hoorde
Elsewientje heel veel gejuich. En toen de zon ging schijnen werd het helemaal
een blije dag, want de grassprieten zongen samen hun drinkliedje. Zij dronken
de plasjes water die Elsewientje en Binky hadden getrapt. Elsewientje vond
dauwtrappen heel leuk, maar zo vroeg uit bed komen was toch wel heel moeilijk.
Daarvoor zal ze voortaan de avond tevoren toch maar eerder gaan slapen.