34. Kikkybird

Sneeuw valt in grote vlokken op het gras. De wereld kleurt wit en het sneeuwen zorgt voor een wit gordijn om het grote huis. Elsewientje wil graag naar buiten. Een sneeuwpop maken of nee... sneeuwballen gooien.
Ze doet haar warme winterjas aan, steekt haar voetjes in de rode laarsjes en stapt de deur uit. Een grote sneeuwvlok kust haar neus en een andere blijft aan haar lippen hangen. Plotseling hoort ze in deze stille witte wereld een heel vreemd geluid. Haar poezenoortjes draaien alle kanten op. Kwaaktjiep, kwaaktjiep...
Als zij naar de rand van het bos loopt wordt het geluid harder. Kwaaktjiep, kwaaktjiep... plotseling ziet zij op een omgevallen boom een .... ja wat is dat nou? Wie ben jij, vraagt Elsewientje. Wat ben jij toch? Het vliegt als een vogeltje, maar lijkt op een kikker. Ben jij een kikker? Vraagt ze nog. En toen kwam er een heel verhaal. Met dikke wangen en veel gekwaak, floot het ding een deuntje en zei: ik ben een Kikkybird.’
‘Een Kikkybird is toch geen vogeltje? riep Elsewientje net iets te hard in het stille bos. Hierdoor viel er pardoes een hele grote berg sneeuw van een tak boven op het Kikkybird. Brrrrr, hij schudde zijn kop en blies met zijn dikke wangen alle sneeuw van zich af. 'Rustig, anders bevries ik nog onder de sneeuw. Niet zo hard praten hoor...Ik heet Kikkybird, punt uit!’
Elsewientje vroeg hoe het kwam dat hij een vliegende kikker was. En na veel aandringen legde Kikkybird uit dat hij een boom kikker was, die van boom naar boom moest vliegen. Zijn papa was ook kikker en z'n mama wist ie niet. Nee, het was geen roodborst, mus of mees. Toen hij uit het ei kwam en in het water sprong kon hij al meteen zwemmen. Maar zijn vleugeltjes waren ook al zo sterk dat hij meteen naar de boom kon vliegen.
'Zwemmen en vliegen tegelijk?' riep Elsenwientje, ‘dat wil ik ook wel. Ik heb mijn zwemdiploma maar ik mis mijn vleugeltjes.’
'Ga maar eens in de sneeuw liggen, zei Kikkybird. En beweeg je armen maar heen en weer... dan zie je zelf dat je ook vleugeltjes hebt. Maar vliegen... dàt is een hele kunst. Toen hij dat gezegd had, vloog hij al kwakend weg naar de volgende boom en de sneeuwvlokken namen hem mee naar de allerhoogste. Het is de enige keer dat Elsewientje hem gezien heeft, daarna nooit meer. Niet in de vijver, niet in een boom... hij was vast en zeker naar een heel ver land gevlogen waar hij zowel vliegen als zwemmen kon. Een warm land, waar ze geen sneeuw kennen en de zon altijd heerlijk schijnt.





33. Lampikoe

Als de haard brand en de winterlaarzen staan in de gang dan weet Elsewientje het al. Het is winter aan 't worden. Terwijl buiten de natte sneeuw naar beneden komt, zit Elsewientje aan tafel haar lampion te maken. Straks als het donker is mag ze met haar moeder naar buiten en langs de huizen gaan. Het is vandaag elf november en dat noemen ze Sintmaarten. Ze kent het liedje nog heel goed. Vorig jaar leerde ze het op school. Het gaat over koeien en staarten. Nou, daar weet ze alles van. De boerderij verder op heeft een groot aantal koeien met staarten. Ze mag van de boer wel eens meehelpen om ze uit het land te halen. Dat vind Elsewientje leuk. Ze mag dan haar overall aan en als ze goed luistert dan praten de koeien dat het een lieve lust is. Met haar poezenoortjes kan ze dat allemaal verstaan. Ze kletsen over het gras dat nu niet meer zo groen is als in de zomer. Dat het vroeg donker wordt en de stal zo lekker warm is. Dat het modder aan hun koeienkont en staart plakt. Ook hoort ze dat de mais van het land is en dat dit binnenkort hun maaltijd wordt. Ohooo, denkt Elsewientje, dan eten ze de hele winter popcorn. Popcorn is toch ook van mais gemaakt...
Als zij op haar lampion een koe schildert, ziet zij plotseling dat die getekende koe met zijn staart zwiert. Op haar lampion nog wel. Mijn lampikoe kwispelt, zegt ze, dat kan helemaal niet. Ze spitst haar poezenoortjes en luistert of die koe misschien ook geluid maakt. Misschien loeit die ook wel. En na een poosje, als het heel stil in de kamer is en haar groene verfkwastje strijkt over het papier waardoor ze gras verft. Op dat moment hoort Elsewientje plotseling boe roepen. Niet zo'n schrikkerige boe, maar een lange boeeeeeeoe. Zodra haar moeder de kamer binnenkomt roept Elsewientje met een rode kleur van opgewondenheid luister, hij loeit. Haar moeder stelt Elsewientje gerust en zegt dat het onmogelijk is. 
Maar steeds als ze met haar brandende lampion langs de huizen loopt, hoort ze heel zacht het geloei van een koe; haar lampikoe. De koe die zich warmt aan het lichtje van Sintmaarten.

32. Makkie Marter

Hé, stop! Wie blaast en raast er zo door het bos en door de tuin? Elsewientjes haren staan recht op haar hoofd. De herfst wind blaast uit alle macht alsof hij een lokje van Elsewientjes haar mee wil nemen. Elsewientje kan maar moeilijk blijven staan, ze wordt bijna omver geblazen. Door die  harde wind laten de bomen al hun blaadjes los. Het lijkt wel of het sneeuwt, bruine blader-sneeuw. Zodra Elsewientje dichter bij het bos komt, hoort ze met haar poezenoortjes de bomen kreunen. Krrrroch, Krrroch. Ook de bomen hebben moeite te blijven staan. Ze gaan heel erg heen en weer en uit alle macht houden hun wortels zich vast aan de aarde. Sommige bomen lukt ‘t om niet om te waaien. Andere bomen hebben te kleine wortels en vallen al heel snel om.
‘Hallo, hallo,’ hoort Elsewientje roepen. ‘Ik hou het niet meer. Ik kan me bijna niet meer vast blijven houden. De wind blaast zo hard.’ Elsewientje kijkt omhoog en ze ziet hoog in de boom een diertje dat lijkt op een poes. Het diertje houdt zich alleen nog aan een boom vast met zijn lange staart. Zijn hele lijf en z’n kop, alles wappert in de wind. Alleen z’n staart zit nog vast. Het diertje kijkt verschrikt naar beneden en roept Elsewientje om hulp. ‘Hallo, help, hallo!’
‘Wie ben jij dan?’ vraagt Elsewientje. ‘Geen tijd om te praten, help me dan, hallo.’
En voor ze er erg in had rolt het diertje uit de boom, boven op de overeind staande haren van Elsewientje. Plof! Gelukkig doet het geen pijn en het diertje is heel dankbaar. ‘Dank je wel dat jij mij opgevangen hebt. Als jij er niet was geweest, had ik al mijn pootjes wel kunnen breken.’
‘Gelukkig maar.’ antwoordt Elsewientje, ‘Wie ben jij dan toch? Ik heb jou nog nooit in het bos gezien of gehoord. Terwijl ze dat vraagt, neemt ze het diertje mee achter een grote dikke beukenboom. ‘Hier zitten we lekker uit de wind en kunnen we even kennismaken.’
‘Ik ben Makkie, Makkie Marter! Ik woon in leegstaande boomhuizen, vandaar mijn naam boommarter.’
‘Boommarter, leegstaande huizen?’ Elsewientje kijkt verrast: ‘Nooit van gehoord of gezien…!’
En dan komt het verhaal er uit. ‘Alle gaten en nesten die de spechten gemaakt hebben, ga ik ’s nachts bekijken. Veel spechten trekken weg of trommelen een hele nieuwe woning bij elkaar. De leegstaande woningen zijn dan voor ons. Dat scheelt ’s nachts een hoop werk en niemand die ons dan aan het werk ziet. Want ’s nachts gaan wij op jacht en overdag slapen we. Daarom heb jij mij ook nooit kunnen ontdekken. Maar wat fijn dat je mij hebt opgevangen. Je wilt nu toch wel mijn vriendje zijn?’

Dat wilde Elsewientje wel en ze vertelde van haar avonturen in de tuin en in het bos. Ze vertelde van Binky, haar andere vriend en ook van haar poezenoortjes. Inmiddels was de wind al weer stil geworden en zo gebeurde het dat Elsewientje Makkie marter uitnodigde een schuilplaats voor de winter in de schuur bij het huis te bewonen. Dat wilde hij wel en sinds die waaierige dag heeft Elsewientje er weer een vriendje bij. En Makkie marter… die heeft een heerlijk warm huisje waar de wind nooit meer bij kan.

31. Freek Eek

Af en toe regende en waaide het. Dit betekent dat het al snel herfst zal worden. Elsewientje vindt de herfst heerlijk. In het grote bos kan je dan paddenstoelen vinden en het ruikt altijd heerlijk naar vallende bladeren. Ook kan Elsewientje met haar poezenoortjes veel in het bos horen praten. De dieren moeten hun slaapplaats klaar maken voor de winter. En onder de paddenstoelen schuilen vaak kleine torretjes tegen de regen. De mieren blijven dan ook binnen in hun mierenhoop. Maar één beestje is nog heel druk bezig. Dat is Freek de eekhoorn. Freek zorgt voor het wintervoedsel. Overal vandaan verzamelt hij eikeltjes, beukennootjes, bessen en zaden. Hij verstopt ze in de grond zodat hij ze ‘s winters weer kan opgraven. Plotseling hoort Elsewientje iemand huilen. Het gehuil komt van diep uit het bos. Elsewientje wil natuurlijk zien wie daar zo verdrietig is, dan kan ze misschien helpen. Na lang zoeken zit achter een beukenboom Freek te snikken. ‘Wat is er aan de hand,’ vraagt Elsewientje. 'Prrr, Prrr, ik ben mijn hoorn kwijt. Mijn hoorn waar ik alle zaden en beukennootjes in stop. Nu heet ik geen eekhoorn meer, Prrr, Prrr.'
‘Je bent je hoorn kwijt?’ maar alleen koeien hebben toch horens, jij toch niet! zegt Elsewientje.  Nee geen koeienhoorn, nee, nee Prrr, Prrr. Een kuiltje in de grond noemen wij een hoorn. Een hoorn vol met winter-eten.' De eekhoorn maakt overal 'hoorntjes van overvloed. Zo helpt Freek  heel veel dieren uit het bos aan winterkost. 'Ik ben die laatste echt kwijt. Ik weet niet meer waar ik alles gestopt heb. Prrr, Prrr.'
Elsewientje zegt nog: 'Maar dat doe je toch elk jaar. Iedereen eet er in de winter van, misschien is die nu al opgegeten. Ach, ik help wel mee naar je hoorn te zoeken.  En ze gaat aan de slag. In de hele omtrek ligt er niets in de grond. Nergens, ook niet bij de eik, de berk of de fijnspar. Plotseling ziet ze bij de dennenboom een dikke gestreepte das wegschieten. Kauwend en wel verdwijnt hij in zijn hol. Elsewientje gaat naar de plek en daar liggen in een kuiltje een hele boel eikels en beukennootjes..
‘Hé, Freek, hier! Ik heb ’t gevonden, hier!’ Freek snelt naar Elsewientje terwijl hij z’n tranen droogt. Hij lacht, al vindt hij het moeilijk om te lachen en hij zucht. Het was een diepe zucht. Een zucht van verlichting, want Elsewientje heeft zijn hoorn gevonden, Zijn hoorn van overvloed, vol voedsel voor de winter.
Hoi, Hoi, Prrr, Prrr nu heet ik geen Eek meer maar mag weer Eekhoorn genoemd worden. Hij vliegt de boom in en uit, danst op zijn achterpoten en Prrr, hij vliegt weer in een andere boom. Elsewientje staat hem lachend na te kijken. Het gaf haar een goed gevoel. Want als je iets kwijt bent dan voel je je bijna ziek, maar zodra het weer gevonden is, kan iedereen weer lachen.

30. Glukki Plons

Het is zomer en het is heet. Elsewientje mag in haar nieuwe bikini de vijver in. 
De grote vijver bij het huis is niet zo diep. Ze heeft daar wel vaker gezwommen. 
Snel loopt ze op haar blote voetjes over de hete stenen van het hete pad af naar de vijver. Zodra ze daar aankomt springen drie kikkers er ook in. Het zijn Geert, Gert en Glukki Plons. Elsewientje kent ze alle drie. Ze heeft wel eens een beetje met hen gekletst en daardoor kent zij hun namen. Plons, plons, plons hoort ze en zelf stapt ze ook het water in. Heerlijk koel is het hier. De grote boom zorgt voor veel schaduw en daardoor is het water nog niet opgewarmd. Plets, plets, plets...stapt Elsewientje de kikkertjes achterna. Heel langzaam probeert ze in het water ook wat te zwemmen. 

Ze heeft haar diploma-A al en kan in de vijver goed uit de voeten. Lekker langzaam zwemt ze, net als een kikker naar het midden om te zien waar Geert, Gert en Glukki Plons zijn gebleven. Ze roept hen maar ze kwaken niet. Toen het lente was hoorde Elsewientje de kikkers volop kwaken. Zelfs binnen in het grote huis kon je ze verstaan. Nu zijn ze heel stil en zorgen ze voor de kleine kikkervisjes. Elsewientje roept hen nog een keer en dan steekt Glukki Plons z'n kop even boven het water uit. 'Niet zo hard roepen'  zegt Glukki, 'je maakt alle kikkervisjes wakker. Op dit moment van de dag slapen ze. Ze hebben hun buikjes rond gegeten en ze slapen nu als padden.' Elsewientje vind het maar jammer dat ze niet met haar kikkervriendjes kan zwemmen. Ze neemt opnieuw een duik en zwemt naar de andere kant. Daar in het gras gaat ze liggen drogen. Tussen de bloemen en de grassprieten die haar allemaal lekker kriebelen en het water van haar lijfje heerlijk opdrinken. Want zij hebben ook dorst met dit warme weer. En zo is Elsewientje net een waterkraantje voor de grassprietjes. En die maar juichen en vragen: 'meer, meer, meer...' maar dan is Elsewientje al diep in slaap.