36. Eekhoorntjes brood

Het is herfst. De bladeren vallen en tussen de bladeren schieten de paddenstoelen omhoog. Elsewientje wilde zo graag luisteren naar de verhalen die de paddenstoelen kunnen vertellen. Haar poezeoortjes waren heel ongeduldig, ze draaiden keer op keer in het rond. Zodra Elsewientje het grote huis uitkomt, ziet ze Binky aankomen. Haar vriendje loopt zich te vervelen. Hij weet niet wat hij moet doen. Als hij Elsewientje ziet klaart zijn gezicht op. Jotem, joh gaan we samen spelen? Wat wilde jij gaan doen? Wil je naar het bos? Of de berg op?
Je moet niet zoveel vragen, zegt Elsewientje, dat onthoud ik allemaal niet, hoor. Ik wil het bos in, kijken of de paddenstoelen geluid maken of misschien wel met elkaar praten.
Samen lopen ze door de gevallen bladeren het bos in. Het ruikt heerlijk en de zon schijnt ook nog een beetje tussen de takken door. De eerste paddenstoel die ze tegenkomen is bruin en Binky schopt de paddestoel meteen kapot.
Ohoooo, wat doe je nou, zegt Elsewientje. Hij leeft... net als jij. Dat doe je toch niet. Stel je voor dat ik jou ga schoppen... dat is toch niet lief... en ook niet stoer hoor. Als jij zo doet dan wil ik je vriendinnetjes niet meer zijn. Binky kijkt sip en pakt de paddenstoel voorzichtig op. Samen zetten we hem weer netjes op zijn pootje.
Je schopt toch ook een gesneden brood uit de supermarkt niet zomaar weg...zegt Elsewientje, Dit is het brood voor eekhoorntjes. Eekhoorntjes brood.
Terwijl Elsewientje dat zegt, gaan Binky en Eselwientje op een afstand achter de struiken kijken wat er met de paddenstoel gebeurt. Zou die nog leven? Zou die nog gaan praten? Plotseling zien ze drie eekhoorntjes die hun boom verlaten en aan naar de paddestoel gaan om te ontbijten. Ze zitten rond de paddenstoel een knabbelen alle drie aan een eigen kant.
Hun kleine knabbeltandjes knabbelen ze de paddenstoel helemaal op. En als ze hun buikjes hebben rond gegeten, gaan ze ieder weer een boom in en liggen ze alledrie te snurken op een tak. Elsewientje en Binky kijken op een afstand toen wat er gebeurt. Elsewientje haar oortjes draaien heel erg in de rondte. Door al dat gesnurk hoort ze niets meer. Geen gekreun van de bomen, geen gepiep van de muizen, en geen gepraat van paddestoelen. Samen lopen ze naar huis en terwijl Elsewientje tegen Binky zegt: He Bink, ik vindt het heel lief dat je de paddestoel weer op z'n pootje hebt gezet. Je bent een goede vriend. Binky zucht ervan en samen lopen ze hand in hand het bos uit. 


35. Grub doet Blub

Als je heel goed luistert, dan hoor je de regen bij Elsewientje tegen het raam tikken: plits, plats plets.
Elsewientje kijkt naar buiten. De regen maakt geluid: plits, plats, plets, ze trommelen tegen het raam. En na het trommelen lopen de waterdruppeltjes naar beneden.
Elsewientje wil naar buiten, zeheeft geen zin in spelletjes en spelen. Nee, naar buiten. De regendruppeltjes roepen haar, plits, plats plets, lekker geklets...
Voor ze naar buiten rent, trekt ze nog snel haar laarsjes aan. En dan staat ze daar in de regen. Ze houdt haar handjes open. Ze voelt zo'n drupje in haar hand vallen plits, plats, plets.
Op straat zie ze de regendruppeltjes zelfs dansen. Zo'n druppel petst dan heel hard op de grond, die doet dat zo hard dat hij daardoor vreemde kringetjes maakt. Het lijken wel kop- en- schotels... Alsof de kop-en-schoteltjes een dansje maken. Elsewientje wil de regen graag wat vragen. 'Hallo, zegt ze. Hallo, horen jullie mij wel.’ Haar poezenoortjes draaien weer alle kanten op. Overal hoort ze dansende regendruppeltjes zingen. ‘Hé, hallo. Vertel mij eens wat jullie dansen en zingen? Horen jullie mij wel?' 
Plotseling hoort ze een klein stemmetje. ‘Hi, ha hup, ik ben Grup, de regendrup, ik doe de grote Blup, het is onze dans, de regendans... hup hup Blup drup, hup ik dans de Blup.’ 
‘De Blub, een regendans?’ roept Elsewientje, ‘een regendans doen wij nooit op school’. 

Vaak mogen de kinderen in de klas van Elsewientje een dansje maken. Zo tussendoor, als ze zin hebben, vind de juf dat goed. Maar een regendans... dat hadden ze nog nooit gedaan. 
‘Die is zeker heel moeilijk,’ zegt Elsewientje tegen Grup.
'Nee hoor,' zegt Grub, 'je springt gewoon heel hoog op, en steeds opnieuw. Dat doe je in een plasje water. Als je dat dan oefent en heel lang dans, dan dans je regen, een regendans.'  
Elsewientjes poezenoortjes draaien in het rond. 'Kan ik dan zomaar dansen in een plas?'
‘Ja hoor, niets aan.’

Elsewientje wil het wel eens proberen. Ze ziet een mooi grote plas en springt dan heel hard in. Haar laarsjes en haar oortjes worden nat. Ik lijk nu net een natte kat, dat wordt straks vast heel lang in bad. Denkt ze nog. Als Elsewientje zo aan het dansen is, merkt ze dat ze net als Grub ook kop-en-schotels maakt. Van die hele grote. Terwijl zij zo staat te dansen komt haar mama aangerend. Ze heeft haar regenhoed op. Kind, kind, kind zegt ze. Wat doe je toch! Dit is toch veel te koud. Kom snel naar huis dan stop ik je warm in bad. Sinds die dag als Elsewientje een kopje thee drinkt, denkt ze aan Grub en de Blub. De regendans van kop-en-schoteltjes.