40. Slikky slak

Het miezert. Dan ken jij vast ook. Zachte regen die neervalt maar waar je erg nat van wordt. Elsewientje weet dat dit hèt moment is dat de slakken in de tuin zijn. 'Bij dit weer gaan de slakken lopen,' zegt ze tegen haar mama, 'daarom wil ik nu in de miezer-regen naar buiten.'

Trek je wel je regenjasje aan? Roept mama. Jahaaaja!

Zodra Elsewientje buiten komt, ziet ze het al. Een slak hier, een slak daar, heel langzaam glijden ze over de straat naar een fijn plekje om te schuilen.

Hè joh, roept Elsewientje, hè joh, jij met dat huis op je rug, waar ga je naartoe?

'Ik ga op pad'. Ze hoort de slak spreken doordat haar poezenoortjes weer heel snel in de rondte draaien, 'op pad, wat bedoel je dan?

Wij zijn altijd onderweg. We reizen van hier naar daar en nemen altijd ons huis mee. '

Terwijl Elsewientje zo staat te praten, komt Binky, haar vriendje, aangelopen.

Ha Bink, kijk eens wat een slakken!

Poe, die moet je gelijk dood maken hoor en Bink wil er al op gaan staan. Ho, nee wacht, niet doen. Je trapt dan z'n huis stuk en de slak dood. Dat mag niet. Slakken zijn nodig in de tuin, zegt papa. Het is net als op vakantie als papa de caravan meeneemt. De Caravan trap je toch ook niet stuk. 

‘Ja, dat klopt,’ zegt Slikky de slak, ‘Wij zijn voortdurend op vakantie. Daarom nemen we ons huis overal mee naartoe’.

‘Oké,’ zegt Binky, dan niet, maar een caravan op je rug, Ha, Ha, ik zie het al. Dat is wel heel erg zwaar. Maar wat zeg je nog meer, een slak die nodig is? Dat heb ik nog nooit gehoord.’

‘Jawel hoor,’ reageert Slikky meteen, ‘weet je dat niet? Wij zijn de vuilnismannen van de tuin. We eten oude bladeren, dode wurmen en ook fruit dat op de grond valt. Vuilnismannen zijn we dus.’

‘Zie je nu wel Bink. Als er geen slakken zijn dan wordt het een rommeltje in de tuin.’

En terwijl Elsewientje Binky uitlegt waarom dat zo is, is Slikky er alweer vandoor. De vuilnisman die steeds op vakantie is ...

39. Schoonmaakspin

Nu het herfst is ziet Elsewientje aan de planten allemaal webjes hangen. Kleine spinnenwebjes die glinsteren in de ochtenddauw. Als ze naar buiten loopt ziet ze een heel groot spinnenweb aan een boom hangen. Een heel groot web. Misschien we zo groot. En ze strekt haar beide armen uit en nog lijkt het web veel groter.

Midden in het web zit een dikke vette spin. Hij heeft een kruis op zijn rug. 

Door de draaiende poezenoortjes van Elsewientje kan ze ieder geluidje opvangen. Ook de stem van de spin is voor haar te horen. ‘Hallo spin, Wie ben jij?

‘Ik ben Minny de kruisspin.’

‘Waarom maak je er zo’n webberige boel van. Alles zit onder  de spinnenwebben.’

‘Ik ben hier om poepvliegen te vangen.’ zegt de kruisspin.

‘Oh, maar vliegen zijn ook lieve beestjes, die hebben ook een papa en een mama.’

‘Ja, dat kan wel zijn, maar ze stinken vreselijk naar poep en poep moet worden opgeruimd. Ik vind dat smerig en daarom eet ik ze op.’

‘Bah, poepvliegen opeten is toch niet lekker?’

‘Dat klopt, daar moet je even aan wennen. Maar ik help jullie daar erg mee, want een poepvlieg op een boterham is maar niets.’

Nee, dat vond Elsewientje ook wel. De spin is dus heel nuttig als hij zoveel viezigheid opruimt, dacht ze.

‘Zeg spin, waarom heb jij een kruis op je rug? Is dat niet heel zwaar om te dragen?’

‘Nee hoor, dat weegt niets. Dat is de mode voor kruisspinnen. Zo ziet onze jas er uit.’

Als Elsewientje ’s middags gaat eten verteld ze haar mama van de spin en de poepvliegen. Ze kijkt naar haar lekkere boterham en neemt een grote hap. Er heeft geen vlieg op gezeten dankzij de hardwerkende Minny, de schoonmaak spin.

38. Peertje Pieter

Het is fijn in de tuin. Elsewientje hoeft niet naar school want het is vakantie. In deze tijd als de zon schijnt, is de tuin op z’n mooist. Ook het bos is dan op z’n mooist. Alle blaadjes van de bomen worden groter en groter en de bloemen in de tuin gaan nu ook zo ruiken…. Het lijkt wel of het een wedstrijdje is, om wie het hardst geurt.
Naast het huis staan allemaal bomen in de boomgaard waar fruit aankomt. Appelbomen, kersenbomen en ook een perenboom. Elsewientje vindt het grappig hoe de kleine peertjes aan de takken bengelen. Met haar poezenoortjes probeert ze de stemmetjes van de peertjes op te vangen. Ze roept: ‘Waarom bengelen jullie daar zo en kom je niet van de boom af?’
Ze hoort niets… na de tweede keer vragen, hoort ze een stemmetje.
‘Wij zijn nog niet rijp, wij gaan pas uit de boom rollen als we rijp zijn.’
Hé wie ben jij dan?’
Ik ben Peertje Pieter en ik ben de grootste bengelaar.’
‘Maar waarom bengelen jullie dan zo aan de tak?’
‘Dat vinden we leuk, de wind schommelt ons dan heen en weer. We zijn dan net als kleine acrobaatjes uit een circus, kijk maar Hoepla!’
En terwijl Peertje Pieter zo heen en weer schommelt, komt er een klein windje aan die hem heel hoog boven de tak gooit.
‘Oooeiiii. Dat gaat helemaal mis, roept Elsewientje.
‘Nee, hoor ik houd mijzelf goed vast!, hopla.’

Alle peertjes schommelen zo de hele zomer door totdat ze rijp zijn. Dan mag Elsewientje ze van papa gaan plukken. Niet eerder want dan zijn ze nog niet rijp. Peertje Pieter en al zijn vriendjes willen dan nog heel veel bengelen, schommelen en plezier maken voordat hun buikjes dikke peren zijn en ze graag op de fruitschaal willen uitrusten

37. Ratelaar



 Thuis lag iedereen nog te slapen. Alleen papa was op. Hij maakte het ontbijt voor ons allemaal. Maar buiten, buiten was iedereen al wakker. Alle dieren en alle planten waren ook bezig aan hun ontbijt en sommige dieren waren zo vroeg opgestaan dat ze nu al aan het werk waren. De werkmieren en de werkbijen, de werkpaarden en de melkkoeien. Iedereen was in de weer. Elsewientje hoorde hen onder het werk praten met haar poezenoortjes. Daardoor was het buiten een herrie van jewelste. Binnen in huis was het heel stil en alle geluid kwam van buiten. Papa hoorde niets, die had geen poezenoortjes. Totdat iedereen beneden was, mocht Elsewientje nog wel even naar buiten. Zij huppelde de tuin in en ging op het eerste het beste vreemde geluid af. Was iemand nu aan het trommelen of houthakken? Of misschien wel aan het knutselen? Ze hoorde hard geratel alsof er veel spijkers in een plank geslagen werden. Rondkijkend zag ze niets wat haar aandacht trok. Totdat Elsewientje omhoog keek. Hoog in de boom zat een vogel met een rode pluim op z'n kop. Als Elsewientje goed keek dan zag ze zijn kopje heel snel, echt heel snel, heen en weer bewegen. Zijn snavel ratelde in de boom en de splinters vlogen alle kanten op. 'Hè, jij daar Ratelaar, maak je de boom niet stuk?' riep Elsewientje. ‘Je doet de boom pijn hoor!' Dat had ze gehoord toen de bomen van de winter met haar praatte. 'Houd eens op joh. Wie ben jij toch.'
'Ach... ken je mij niet meer van drie jaar geleden... Ik heet geen Ratelaar, ik ben Pech Specht. Ik was hier al eerder en maakte toen ook al een nest in een boom. Maar dit wordt een ander nest, een luxe nest. Ik weet zeker dat heel veel vrouwtjes in dit nestje willen broeden.'
'Oh, ' zei Elsewientje, 'is dat voor een nest. Dan stoor ik je niet langer. Ga maar lekker door met werken.' Ze had het nog niet gezegd of Pech Specht ratelde er weer op los. Hij deed dat zo wild, dat hij pardoes uit de boom viel en languit op het gras lag met zijn oogjes dicht. Elsewientje raapte hem op, aaide hem over z’n bolletje en nam hem mee naar huis. Pech Specht had last van zijn nek en wilde graag even uitrusten zei haar papa. Elsewientje legde hem in een kartonnen doos met een warm zacht dekentje er in. Toen riep papa haar voor het ontbijt waar iedereen al aan tafel zat. Ze vertelde het spannende verhaal van Pech Specht en zijn ongelukje, over z’n nekje en over languit in het gras. Misschien had ie wel hoofdpijn… Zodra ze klaar was met eten rende ze naar de kartonnen doos. Pech Specht was al nergens meer te vinden. Niet in huis, niet in de keuken, zelfs niet in de brievenbus. Plots hoorde Elsewientje weer geratel. Gelukkig... Pech Specht was alweer opgeknapt en zelf naar buiten gegaan. Hij was hard aan het werk. 'Als het klaar is kom ik wel kijken naar de kleine Ratelaartjes hoor.' Riep Elsewientje hem nog lachend na, maar dat hoorde Pech Specht niet meer. Hij dacht alleen maar aan de boom, z’n nest en mevrouw Specht.

36. Eekhoorntjes brood

Het is herfst. De bladeren vallen en tussen de bladeren schieten de paddenstoelen omhoog. Elsewientje wilde zo graag luisteren naar de verhalen die de paddenstoelen kunnen vertellen. Haar poezeoortjes waren heel ongeduldig, ze draaiden keer op keer in het rond. Zodra Elsewientje het grote huis uitkomt, ziet ze Binky aankomen. Haar vriendje loopt zich te vervelen. Hij weet niet wat hij moet doen. Als hij Elsewientje ziet klaart zijn gezicht op. Jotem, joh gaan we samen spelen? Wat wilde jij gaan doen? Wil je naar het bos? Of de berg op?
Je moet niet zoveel vragen, zegt Elsewientje, dat onthoud ik allemaal niet, hoor. Ik wil het bos in, kijken of de paddenstoelen geluid maken of misschien wel met elkaar praten.
Samen lopen ze door de gevallen bladeren het bos in. Het ruikt heerlijk en de zon schijnt ook nog een beetje tussen de takken door. De eerste paddenstoel die ze tegenkomen is bruin en Binky schopt de paddestoel meteen kapot.
Ohoooo, wat doe je nou, zegt Elsewientje. Hij leeft... net als jij. Dat doe je toch niet. Stel je voor dat ik jou ga schoppen... dat is toch niet lief... en ook niet stoer hoor. Als jij zo doet dan wil ik je vriendinnetjes niet meer zijn. Binky kijkt sip en pakt de paddenstoel voorzichtig op. Samen zetten we hem weer netjes op zijn pootje.
Je schopt toch ook een gesneden brood uit de supermarkt niet zomaar weg...zegt Elsewientje, Dit is het brood voor eekhoorntjes. Eekhoorntjes brood.
Terwijl Elsewientje dat zegt, gaan Binky en Eselwientje op een afstand achter de struiken kijken wat er met de paddenstoel gebeurt. Zou die nog leven? Zou die nog gaan praten? Plotseling zien ze drie eekhoorntjes die hun boom verlaten en aan naar de paddestoel gaan om te ontbijten. Ze zitten rond de paddenstoel een knabbelen alle drie aan een eigen kant.
Hun kleine knabbeltandjes knabbelen ze de paddenstoel helemaal op. En als ze hun buikjes hebben rond gegeten, gaan ze ieder weer een boom in en liggen ze alledrie te snurken op een tak. Elsewientje en Binky kijken op een afstand toen wat er gebeurt. Elsewientje haar oortjes draaien heel erg in de rondte. Door al dat gesnurk hoort ze niets meer. Geen gekreun van de bomen, geen gepiep van de muizen, en geen gepraat van paddestoelen. Samen lopen ze naar huis en terwijl Elsewientje tegen Binky zegt: He Bink, ik vindt het heel lief dat je de paddestoel weer op z'n pootje hebt gezet. Je bent een goede vriend. Binky zucht ervan en samen lopen ze hand in hand het bos uit. 


35. Grub doet Blub

Als je heel goed luistert, dan hoor je de regen bij Elsewientje tegen het raam tikken: plits, plats plets.
Elsewientje kijkt naar buiten. De regen maakt geluid: plits, plats, plets, ze trommelen tegen het raam. En na het trommelen lopen de waterdruppeltjes naar beneden.
Elsewientje wil naar buiten, zeheeft geen zin in spelletjes en spelen. Nee, naar buiten. De regendruppeltjes roepen haar, plits, plats plets, lekker geklets...
Voor ze naar buiten rent, trekt ze nog snel haar laarsjes aan. En dan staat ze daar in de regen. Ze houdt haar handjes open. Ze voelt zo'n drupje in haar hand vallen plits, plats, plets.
Op straat zie ze de regendruppeltjes zelfs dansen. Zo'n druppel petst dan heel hard op de grond, die doet dat zo hard dat hij daardoor vreemde kringetjes maakt. Het lijken wel kop- en- schotels... Alsof de kop-en-schoteltjes een dansje maken. Elsewientje wil de regen graag wat vragen. 'Hallo, zegt ze. Hallo, horen jullie mij wel.’ Haar poezenoortjes draaien weer alle kanten op. Overal hoort ze dansende regendruppeltjes zingen. ‘Hé, hallo. Vertel mij eens wat jullie dansen en zingen? Horen jullie mij wel?' 
Plotseling hoort ze een klein stemmetje. ‘Hi, ha hup, ik ben Grup, de regendrup, ik doe de grote Blup, het is onze dans, de regendans... hup hup Blup drup, hup ik dans de Blup.’ 
‘De Blub, een regendans?’ roept Elsewientje, ‘een regendans doen wij nooit op school’. 

Vaak mogen de kinderen in de klas van Elsewientje een dansje maken. Zo tussendoor, als ze zin hebben, vind de juf dat goed. Maar een regendans... dat hadden ze nog nooit gedaan. 
‘Die is zeker heel moeilijk,’ zegt Elsewientje tegen Grup.
'Nee hoor,' zegt Grub, 'je springt gewoon heel hoog op, en steeds opnieuw. Dat doe je in een plasje water. Als je dat dan oefent en heel lang dans, dan dans je regen, een regendans.'  
Elsewientjes poezenoortjes draaien in het rond. 'Kan ik dan zomaar dansen in een plas?'
‘Ja hoor, niets aan.’

Elsewientje wil het wel eens proberen. Ze ziet een mooi grote plas en springt dan heel hard in. Haar laarsjes en haar oortjes worden nat. Ik lijk nu net een natte kat, dat wordt straks vast heel lang in bad. Denkt ze nog. Als Elsewientje zo aan het dansen is, merkt ze dat ze net als Grub ook kop-en-schotels maakt. Van die hele grote. Terwijl zij zo staat te dansen komt haar mama aangerend. Ze heeft haar regenhoed op. Kind, kind, kind zegt ze. Wat doe je toch! Dit is toch veel te koud. Kom snel naar huis dan stop ik je warm in bad. Sinds die dag als Elsewientje een kopje thee drinkt, denkt ze aan Grub en de Blub. De regendans van kop-en-schoteltjes.