37. Ratelaar



 Thuis lag iedereen nog te slapen. Alleen papa was op. Hij maakte het ontbijt voor ons allemaal. Maar buiten, buiten was iedereen al wakker. Alle dieren en alle planten waren ook bezig aan hun ontbijt en sommige dieren waren zo vroeg opgestaan dat ze nu al aan het werk waren. De werkmieren en de werkbijen, de werkpaarden en de melkkoeien. Iedereen was in de weer. Elsewientje hoorde hen onder het werk praten met haar poezenoortjes. Daardoor was het buiten een herrie van jewelste. Binnen in huis was het heel stil en alle geluid kwam van buiten. Papa hoorde niets, die had geen poezenoortjes. Totdat iedereen beneden was, mocht Elsewientje nog wel even naar buiten. Zij huppelde de tuin in en ging op het eerste het beste vreemde geluid af. Was iemand nu aan het trommelen of houthakken? Of misschien wel aan het knutselen? Ze hoorde hard geratel alsof er veel spijkers in een plank geslagen werden. Rondkijkend zag ze niets wat haar aandacht trok. Totdat Elsewientje omhoog keek. Hoog in de boom zat een vogel met een rode pluim op z'n kop. Als Elsewientje goed keek dan zag ze zijn kopje heel snel, echt heel snel, heen en weer bewegen. Zijn snavel ratelde in de boom en de splinters vlogen alle kanten op. 'Hè, jij daar Ratelaar, maak je de boom niet stuk?' riep Elsewientje. ‘Je doet de boom pijn hoor!' Dat had ze gehoord toen de bomen van de winter met haar praatte. 'Houd eens op joh. Wie ben jij toch.'
'Ach... ken je mij niet meer van drie jaar geleden... Ik heet geen Ratelaar, ik ben Pech Specht. Ik was hier al eerder en maakte toen ook al een nest in een boom. Maar dit wordt een ander nest, een luxe nest. Ik weet zeker dat heel veel vrouwtjes in dit nestje willen broeden.'
'Oh, ' zei Elsewientje, 'is dat voor een nest. Dan stoor ik je niet langer. Ga maar lekker door met werken.' Ze had het nog niet gezegd of Pech Specht ratelde er weer op los. Hij deed dat zo wild, dat hij pardoes uit de boom viel en languit op het gras lag met zijn oogjes dicht. Elsewientje raapte hem op, aaide hem over z’n bolletje en nam hem mee naar huis. Pech Specht had last van zijn nek en wilde graag even uitrusten zei haar papa. Elsewientje legde hem in een kartonnen doos met een warm zacht dekentje er in. Toen riep papa haar voor het ontbijt waar iedereen al aan tafel zat. Ze vertelde het spannende verhaal van Pech Specht en zijn ongelukje, over z’n nekje en over languit in het gras. Misschien had ie wel hoofdpijn… Zodra ze klaar was met eten rende ze naar de kartonnen doos. Pech Specht was al nergens meer te vinden. Niet in huis, niet in de keuken, zelfs niet in de brievenbus. Plots hoorde Elsewientje weer geratel. Gelukkig... Pech Specht was alweer opgeknapt en zelf naar buiten gegaan. Hij was hard aan het werk. 'Als het klaar is kom ik wel kijken naar de kleine Ratelaartjes hoor.' Riep Elsewientje hem nog lachend na, maar dat hoorde Pech Specht niet meer. Hij dacht alleen maar aan de boom, z’n nest en mevrouw Specht.

36. Eekhoorntjes brood

Het is herfst. De bladeren vallen en tussen de bladeren schieten de paddenstoelen omhoog. Elsewientje wilde zo graag luisteren naar de verhalen die de paddenstoelen kunnen vertellen. Haar poezeoortjes waren heel ongeduldig, ze draaiden keer op keer in het rond. Zodra Elsewientje het grote huis uitkomt, ziet ze Binky aankomen. Haar vriendje loopt zich te vervelen. Hij weet niet wat hij moet doen. Als hij Elsewientje ziet klaart zijn gezicht op. Jotem, joh gaan we samen spelen? Wat wilde jij gaan doen? Wil je naar het bos? Of de berg op?
Je moet niet zoveel vragen, zegt Elsewientje, dat onthoud ik allemaal niet, hoor. Ik wil het bos in, kijken of de paddenstoelen geluid maken of misschien wel met elkaar praten.
Samen lopen ze door de gevallen bladeren het bos in. Het ruikt heerlijk en de zon schijnt ook nog een beetje tussen de takken door. De eerste paddenstoel die ze tegenkomen is bruin en Binky schopt de paddestoel meteen kapot.
Ohoooo, wat doe je nou, zegt Elsewientje. Hij leeft... net als jij. Dat doe je toch niet. Stel je voor dat ik jou ga schoppen... dat is toch niet lief... en ook niet stoer hoor. Als jij zo doet dan wil ik je vriendinnetjes niet meer zijn. Binky kijkt sip en pakt de paddenstoel voorzichtig op. Samen zetten we hem weer netjes op zijn pootje.
Je schopt toch ook een gesneden brood uit de supermarkt niet zomaar weg...zegt Elsewientje, Dit is het brood voor eekhoorntjes. Eekhoorntjes brood.
Terwijl Elsewientje dat zegt, gaan Binky en Eselwientje op een afstand achter de struiken kijken wat er met de paddenstoel gebeurt. Zou die nog leven? Zou die nog gaan praten? Plotseling zien ze drie eekhoorntjes die hun boom verlaten en aan naar de paddestoel gaan om te ontbijten. Ze zitten rond de paddenstoel een knabbelen alle drie aan een eigen kant.
Hun kleine knabbeltandjes knabbelen ze de paddenstoel helemaal op. En als ze hun buikjes hebben rond gegeten, gaan ze ieder weer een boom in en liggen ze alledrie te snurken op een tak. Elsewientje en Binky kijken op een afstand toen wat er gebeurt. Elsewientje haar oortjes draaien heel erg in de rondte. Door al dat gesnurk hoort ze niets meer. Geen gekreun van de bomen, geen gepiep van de muizen, en geen gepraat van paddestoelen. Samen lopen ze naar huis en terwijl Elsewientje tegen Binky zegt: He Bink, ik vindt het heel lief dat je de paddestoel weer op z'n pootje hebt gezet. Je bent een goede vriend. Binky zucht ervan en samen lopen ze hand in hand het bos uit. 


35. Grub doet Blub

Als je heel goed luistert, dan hoor je de regen bij Elsewientje tegen het raam tikken: plits, plats plets.
Elsewientje kijkt naar buiten. De regen maakt geluid: plits, plats, plets, ze trommelen tegen het raam. En na het trommelen lopen de waterdruppeltjes naar beneden.
Elsewientje wil naar buiten, zeheeft geen zin in spelletjes en spelen. Nee, naar buiten. De regendruppeltjes roepen haar, plits, plats plets, lekker geklets...
Voor ze naar buiten rent, trekt ze nog snel haar laarsjes aan. En dan staat ze daar in de regen. Ze houdt haar handjes open. Ze voelt zo'n drupje in haar hand vallen plits, plats, plets.
Op straat zie ze de regendruppeltjes zelfs dansen. Zo'n druppel petst dan heel hard op de grond, die doet dat zo hard dat hij daardoor vreemde kringetjes maakt. Het lijken wel kop- en- schotels... Alsof de kop-en-schoteltjes een dansje maken. Elsewientje wil de regen graag wat vragen. 'Hallo, zegt ze. Hallo, horen jullie mij wel.’ Haar poezenoortjes draaien weer alle kanten op. Overal hoort ze dansende regendruppeltjes zingen. ‘Hé, hallo. Vertel mij eens wat jullie dansen en zingen? Horen jullie mij wel?' 
Plotseling hoort ze een klein stemmetje. ‘Hi, ha hup, ik ben Grup, de regendrup, ik doe de grote Blup, het is onze dans, de regendans... hup hup Blup drup, hup ik dans de Blup.’ 
‘De Blub, een regendans?’ roept Elsewientje, ‘een regendans doen wij nooit op school’. 

Vaak mogen de kinderen in de klas van Elsewientje een dansje maken. Zo tussendoor, als ze zin hebben, vind de juf dat goed. Maar een regendans... dat hadden ze nog nooit gedaan. 
‘Die is zeker heel moeilijk,’ zegt Elsewientje tegen Grup.
'Nee hoor,' zegt Grub, 'je springt gewoon heel hoog op, en steeds opnieuw. Dat doe je in een plasje water. Als je dat dan oefent en heel lang dans, dan dans je regen, een regendans.'  
Elsewientjes poezenoortjes draaien in het rond. 'Kan ik dan zomaar dansen in een plas?'
‘Ja hoor, niets aan.’

Elsewientje wil het wel eens proberen. Ze ziet een mooi grote plas en springt dan heel hard in. Haar laarsjes en haar oortjes worden nat. Ik lijk nu net een natte kat, dat wordt straks vast heel lang in bad. Denkt ze nog. Als Elsewientje zo aan het dansen is, merkt ze dat ze net als Grub ook kop-en-schotels maakt. Van die hele grote. Terwijl zij zo staat te dansen komt haar mama aangerend. Ze heeft haar regenhoed op. Kind, kind, kind zegt ze. Wat doe je toch! Dit is toch veel te koud. Kom snel naar huis dan stop ik je warm in bad. Sinds die dag als Elsewientje een kopje thee drinkt, denkt ze aan Grub en de Blub. De regendans van kop-en-schoteltjes.

34. Kikkybird

Sneeuw valt in grote vlokken op het gras. De wereld kleurt wit en het sneeuwen zorgt voor een wit gordijn om het grote huis. Elsewientje wil graag naar buiten. Een sneeuwpop maken of nee... sneeuwballen gooien.
Ze doet haar warme winterjas aan, steekt haar voetjes in de rode laarsjes en stapt de deur uit. Een grote sneeuwvlok kust haar neus en een andere blijft aan haar lippen hangen. Plotseling hoort ze in deze stille witte wereld een heel vreemd geluid. Haar poezenoortjes draaien alle kanten op. Kwaaktjiep, kwaaktjiep...
Als zij naar de rand van het bos loopt wordt het geluid harder. Kwaaktjiep, kwaaktjiep... plotseling ziet zij op een omgevallen boom een .... ja wat is dat nou? Wie ben jij, vraagt Elsewientje. Wat ben jij toch? Het vliegt als een vogeltje, maar lijkt op een kikker. Ben jij een kikker? Vraagt ze nog. En toen kwam er een heel verhaal. Met dikke wangen en veel gekwaak, floot het ding een deuntje en zei: ik ben een Kikkybird.’
‘Een Kikkybird is toch geen vogeltje? riep Elsewientje net iets te hard in het stille bos. Hierdoor viel er pardoes een hele grote berg sneeuw van een tak boven op het Kikkybird. Brrrrr, hij schudde zijn kop en blies met zijn dikke wangen alle sneeuw van zich af. 'Rustig, anders bevries ik nog onder de sneeuw. Niet zo hard praten hoor...Ik heet Kikkybird, punt uit!’
Elsewientje vroeg hoe het kwam dat hij een vliegende kikker was. En na veel aandringen legde Kikkybird uit dat hij een boom kikker was, die van boom naar boom moest vliegen. Zijn papa was ook kikker en z'n mama wist ie niet. Nee, het was geen roodborst, mus of mees. Toen hij uit het ei kwam en in het water sprong kon hij al meteen zwemmen. Maar zijn vleugeltjes waren ook al zo sterk dat hij meteen naar de boom kon vliegen.
'Zwemmen en vliegen tegelijk?' riep Elsenwientje, ‘dat wil ik ook wel. Ik heb mijn zwemdiploma maar ik mis mijn vleugeltjes.’
'Ga maar eens in de sneeuw liggen, zei Kikkybird. En beweeg je armen maar heen en weer... dan zie je zelf dat je ook vleugeltjes hebt. Maar vliegen... dàt is een hele kunst. Toen hij dat gezegd had, vloog hij al kwakend weg naar de volgende boom en de sneeuwvlokken namen hem mee naar de allerhoogste. Het is de enige keer dat Elsewientje hem gezien heeft, daarna nooit meer. Niet in de vijver, niet in een boom... hij was vast en zeker naar een heel ver land gevlogen waar hij zowel vliegen als zwemmen kon. Een warm land, waar ze geen sneeuw kennen en de zon altijd heerlijk schijnt.





33. Lampikoe

Als de haard brand en de winterlaarzen staan in de gang dan weet Elsewientje het al. Het is winter aan 't worden. Terwijl buiten de natte sneeuw naar beneden komt, zit Elsewientje aan tafel haar lampion te maken. Straks als het donker is mag ze met haar moeder naar buiten en langs de huizen gaan. Het is vandaag elf november en dat noemen ze Sintmaarten. Ze kent het liedje nog heel goed. Vorig jaar leerde ze het op school. Het gaat over koeien en staarten. Nou, daar weet ze alles van. De boerderij verder op heeft een groot aantal koeien met staarten. Ze mag van de boer wel eens meehelpen om ze uit het land te halen. Dat vind Elsewientje leuk. Ze mag dan haar overall aan en als ze goed luistert dan praten de koeien dat het een lieve lust is. Met haar poezenoortjes kan ze dat allemaal verstaan. Ze kletsen over het gras dat nu niet meer zo groen is als in de zomer. Dat het vroeg donker wordt en de stal zo lekker warm is. Dat het modder aan hun koeienkont en staart plakt. Ook hoort ze dat de mais van het land is en dat dit binnenkort hun maaltijd wordt. Ohooo, denkt Elsewientje, dan eten ze de hele winter popcorn. Popcorn is toch ook van mais gemaakt...
Als zij op haar lampion een koe schildert, ziet zij plotseling dat die getekende koe met zijn staart zwiert. Op haar lampion nog wel. Mijn lampikoe kwispelt, zegt ze, dat kan helemaal niet. Ze spitst haar poezenoortjes en luistert of die koe misschien ook geluid maakt. Misschien loeit die ook wel. En na een poosje, als het heel stil in de kamer is en haar groene verfkwastje strijkt over het papier waardoor ze gras verft. Op dat moment hoort Elsewientje plotseling boe roepen. Niet zo'n schrikkerige boe, maar een lange boeeeeeeoe. Zodra haar moeder de kamer binnenkomt roept Elsewientje met een rode kleur van opgewondenheid luister, hij loeit. Haar moeder stelt Elsewientje gerust en zegt dat het onmogelijk is. 
Maar steeds als ze met haar brandende lampion langs de huizen loopt, hoort ze heel zacht het geloei van een koe; haar lampikoe. De koe die zich warmt aan het lichtje van Sintmaarten.