01. Else watte?

Ja, echt waar, ze heet Elsewientje. Het moment dat Elsewientje in haar wiegje lag, zag haar mama het al: ‘Dit is een heel bijzonder kind,’ zei ze, ‘Mocka, mocka, mocka wat een gaaf kind.’ Dat zei haar mama altijd als ze verbaasd was: ‘Mocka, mocka, mocka! Elsewientje was echt een mooi kindje, ze lachte voortdurend, huilde nooit en ze luisterde voor twee. Haar haartjes stonden recht overeind en haar wipneus maakten iedereen aan het lachen. Een paar donkere ogen keken helder de wereld in. Het aparte van Elsewientje waren haar oortjes. Zij was geboren met een stel hele mooie oortjes. Deze oortjes konden heel goed luisteren. Ze waren niet groot. Maar ook niet klein. Zij konden alle kanten op draaien. Het leken wel poezen-oortjes. Ze stonden rechtop. Elsewientje kon daardoor heel goed luisteren wat mama zei. Ze hoorde alle geluiden uit het huis, uit de tuin en uit het bos. Haar oortjes waren zo zacht als fluweel en bekleed met zuiver zilver dons.

Elsewientje woonde in een mooi groot huis. Een huis met een bordes. Zo'n trap die je op moet klimmen om bij de voordeur te komen. Voor het huis lag een groot grasveld waarlangs een grindpad liep, zodat auto's rond het grasveld konden rijden. Aan de ene kant van het huis lag een groot bos. De andere kant liep omhoog. Bezoekers zeiden dat het een berg was, maar haar papa zei altijd: ' Een heuveltje is groot genoeg voor ons.' Als haar moeder uit wandelen ging, zat Elsewientje al rechtop in de buggy terwijl haar oortjes alle kanten op draaiden. Ze vond alles zo mooi dat ze kraaide van verwondering. Alle geluidjes, alle klanken, al het gepiep en gezucht kon Elsewientje op grote afstand al horen. Ze vond het een wonderlijke wereld. Het eerste woordje dat ze sprak was 'hoor!'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten