03. Wout en Maud
Elsewientje houdt veel van buitenspelen.
Op zondag, als het mooi weer is, gaat zij met haar vader en moeder naar het
bos. Het is daar altijd prachtig. Al die dikke bomen en die spannende laantjes
waar ze langs lopen. Haar moeder heeft dan altijd wat te eten bij zich. Als ze
dan een eind hebben gelopen, gaan haar vader en moeder op een bankje zitten en
eten ze allemaal een appeltje.
Deze keer was het een lange wandeling.
Vader en moeder lopen naar het bankje en Elsewientje mag nog wat spelen in het
bos. ‘Niet ver weg lopen, hoor,’ zegt haar moeder.
Elsewientje bekijkt de bomen en de hele
grote varens. Er staat een grote beukenboom. Haar vader had al eens verteld hoe je aan een boom
kan zien wat voor soort het is. Er zijn eikenbomen, berkenbomen dennenbomen en
ook beukenbomen. Een beukenboom heeft een gladde stam. Deze beukenboom is een
hele dikke. De armen van Elsewientje kunnen er niet eens omheen. Terwijl ze de
boom vast heeft, hoort ze onder zich iets kraken. Verrast kijkt zij naar
beneden. Is het een kleine egel die onder de bladeren scharrelt of misschien
wel een bosmuis?... Krakend gaat een stuk schors aan de onderkant van de boom
naar buiten open. Het licht straalt van binnen naar buiten. Er staat bij dat
deurtje een heel klein mannetje. Hij kijkt omhoog en roept Elsewientje. ‘Hé,
joh, zit jij aan mijn huis,’ roept hij. Elsewientje schrikt zich een hoedje.
Wat is dat nou? Dit heeft ze nog nooit meegemaakt. Een klein mannetje dat uit
een boom komt en kan praten. Het mannetje is bijna net zo groot als een banaan
en lijkt te zijn gemaakt van houten stokjes, zo mager is hij. Elsewientje gaat
op haar hurken zitten en zegt: ‘Ik ben Elsewientje, wie ben jij?’
Het mannetje kijkt eigenwijs omhoog,
steekt zijn houten neus in de lucht en spreekt: ‘Wij spreken thuis altijd
met twee woorden en als je iemand niet kent, spreek je hem aan met u!’
Elsewientje begreep niet wat hij bedoelde In de Karel de Grootelaan, waar
Elsewientje woont spreek je iedereen aan met jou en jij. En met twee woorden
spreken, wat bedoelt hij daar nou mee?
Elsewientje probeert het nog een keer en
zegt: ‘Ik ben Elsewientje, wie bent u, meneertje?’
Direct daarop geeft het mannetje
antwoord.: ‘Ik ben Wout, Wout van Hout. Nu u zo beleefd bent, wilt u misschien
wel binnenkomen.’
Elsewientje kijkt hem vragend aan.
‘Binnenkomen, maar daar ben ik veel te groot voor. Ik pas niet in het deurtje
van een banaan.’
‘Een banaan? Ik ben niet van banaan, ik
ben van hout. Als u mij een hand geeft dan kunt u direct naar binnen gaan,’
antwoordt Woud.
Elsewientje pakt het handje van Woud en
zonder er erg in te hebben, wordt hij even groot als Elsewientje. ‘Hoe is dat
nou mogelijk?’ zegt ze.
Toen ze nog eens goed keek, bleek dat zij
juist klein geworden was, want de bladeren op de grond lijken op grote stukken
steen, die ze al eens had gezien op vakantie in de bergen. Woud loopt met
Elsewientje aan zijn hand de boom in en sluit de deur. In de beukenboom is het
heel gezellig. Het is een kamertje waar alles van hout is: een kleine houten
tafel, houten stoeltjes, een houten lamp en zelfs houten bloemen op tafel. In
de hoek staat een houten televisie.
‘Hoe kan dit nou,’ vraagt Elsewientje,
‘Woont u hier altijd al?’
‘De mensen weten echt niet wat er in een
bos gebeurt,’ zegt Wout, ‘Er leeft veel meer dan u denkt, en er wonen veel meer
bosbewoners dan de meeste mensen denken. Ik wil u even voorstellen aan mijn
vrouw: mevrouw van Hout.’ Hij had het nog niet gezegd of uit een andere kamer
komt pardoes een klein rond vrouwtje met een houten schort voor tevoorschijn.
‘Ik ben Maud, Maud van Hout,’ zegt
ze, en haar brede lach doet Elsewientje goed, want ze is toch wel een beetje
bang voor die strenge Woud.
‘Wilt u ons hele huis zien?’ vraagt Maud.
Elzewientje knikt van ja en loopt achter Maud aan. Alles in huis is van hout.
De stoelen, het bed, de dekens en de koffiepot. Ja, als je heel goed kijkt, kun
je zien dat zelfs de theezakjes van hout zijn. ‘Ja,’ zegt Maud en ze kijkt
verliefd naar Wout, ‘zo zie je dat wij gelukkig zijn met hout: Waar hout
groeit, groeit geluk!’
Natuurlijk, denkt Elsewientje, dat is
het. Hout groeit en groeien dat brengt geluk. Als dat niet zo was had zoethout
nooit zoet-hout geheten. Na een fijn bezoek met veel zoethout-thee en warme
woorden stapt Elsewientje weer naar buiten. Ja, er zat groei in dat... Plotseling
heeft ze weer haar eigen lengte. Mama en papa hebben net hun appeltje opgegeten
en roepen Elsewientje: ‘Kom kind, het is tijd om naar huis te gaan.’
En iedere keer als Elsewientje
langs deze boom komt, denkt ze aan Wout en Maud en het groeien van geluk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten