04. Kid met pit

Elsewientje was weer eens in de tuin aan het spelen. Haar poezenoortjes draaiden alle kanten op en hoorden veel, heel veel moois. Elsewientje speelde tussen een hele hoop rommel van takken, bladeren en gras dat pas gemaaid was. Het was een hele berg van alles en nog wat. En wat lag daar nu tegenaan?... Een grote gele pompoen. Waar komt die nou vandaan, dacht Elsewientje. Ze riep haar vader: ‘Papa ik heb hier een pompoen gevonden”. Maar haar vader reageerde niet. Die was druk aan het bladzuigen. De oprijlaan moest schoon voor het bezoek dat ’s avonds zou komen.
Elsewientje dacht: Wat moet die pompoen nou hier. Ze probeerde die pompoen van die berg afval weg te rollen, anders zou hij misschien rot kunnen worden. Met heel veel moeite rolde ze die pompoen weg.
Hij was wel zo groot, net zo groot als een autoband. Een hele grote pompoen was het. En ze rolde hem midden op het gras. ‘Wat zou ik nou met deze pompoen kunnen doen”, dacht ze. Plotseling had ze een idee.
‘Als ik hem eens doormidden kan breken, dan kan ik er een hapje van eten’.
Ze zocht in het gras, naar iets scherps waar ze de pompoen mee in stukken kon hakken, zodat hij door midden brak. En ja hoor, ze had iets gevonden. Een tak die van een boom afgebroken was. De punt van de tak was scherp en daar probeerde ze de pompoen mee doormidden te snijden en te hakken.
De eerste klap lukte niet, de tweede, de derde, de vierde... en opeens brak de pompoen open... Wat hoorde ze daar nou? Allemaal mensenstemmetjes? Mensenstemmetjes uit een pompoen? Wat was dat nou weer. Ze ging op haar knietjes zitten en keek wat dat nou allemaal was. Allemaal geschreeuw en kabaal. Toen zag ze het... het waren de pitjes. Al die pitjes in de pompoen hadden oogjes en voetjes. Als je heel goed keek hadden ze ook handjes en beentjes en voetjes!... Ze stonden allemaaal luid te schreeuwen.
‘Aaaah, hou toch dicht, doe toch dicht, het is zo’n scherp licht’. Het waren de pompoenpitjes. Zij leven in een grote pompoen. Altijd in het oranje licht, dat door de zon en de bast naar binnen scheen.
Maar nu de pompoen in twee stukken was gebroken, scheen de zon heel fel naar binnen. De pompitjes werden pardoes bruin van de zon. En ze stonden daar maar te schreeuwen en te dansen: ’Doe dicht, doe dicht, weg met dat felle licht,’ riepen ze in koor. ‘Weg die zon, Weg die zon.’ Ach, wat schrok Elsewientje daarvan. Ze nam een helft van de pompoen op en rende daarmee naar de rand van de tuin en legde hem onder een struik. Zij rende naar de andere helft en deed daarme hetzelfde.

Als de beide helften in de schaduw lagen, werd het stil in de pompoen. Daar wilde Elsewientje meer van weten. Hoe kwam dat nou, dat al die pompoenpitjes daar woonden.
Ze wees naar een van die pitjes en zei: ’Wie ben jij dan?’
'Ik? Ik ben Kid, Willy Kid de pompoenpit.' riep het stemmetje terug.
'Ben je dan een mensje?' vroeg Elsewientje.
'Ach nee mens, ik ben Kid, Ik hoor thuis in een pompoen. Daar leven we met z’n alle heel gezellig. En omdat we de pompoen van binnen helemaal oranje gekleurd hebben, is het altijd feest bij ons. Altijd koningsdag. Maar nu heb jij hem openmaakt en is het bij ons geen feest meer,’ zuchtte Kid.
‘Misschien zou je ons willen helpen de pompoen weer dicht te maken. Dan naaien wij hem aan de binnenkant weer keurig dicht en dan wordt het vast en zeker weer elke dag Koningsdag.’
‘Nou,’ zei Elsewientje, ‘Dat wil ik wel doen, maar dan wil ik wel eerst meer weten van jullie. Wat doen jullie daar toch allemaal? Jullie kunnen toch niet altijd feestvieren, daar wordt je niet groot van?’
‘Tja,’ zei Kid, ‘Wij doen alles wat jullie ook doen. Wij werken, we spelen en we zingen.’
‘Zingen?’ vroeg Elsewientje .
‘Ja ha, we kunnen ook zingen,' zei Kid. ‘Als we dat goed doen worden we vanzelf groter.’
‘Dat wil ik horen’, lacht Elsewientje, Voordat ik de pompoen dicht maak, moeten jullie voor mij zingen. Dat wil ik wel eens horen, pompoenpitten die zingen om groter te worden.’
De pompitten keken elkaar aan en één van hen floot op z’n vingers... direct stond iedere pompit met het hoofd fier omhoog. Dat was een vreemd gezicht. Een grote pompitten-familie bij elkaar, hier en daar bruinverbrand. Kid stak zijn vinger in de lucht: ‘mmmmmmm, een,  twee, drie...,’ en toen zongen ze allemaal in koor:
‘Pom, pom, pom, pom, pom.
Poen, poen, poen , poen, poen.
Zoem, zoem, zoem, zoem, zoem.
Pompelmoen........, pompelmoen........’



klik voor podcast

Geen opmerkingen:

Een reactie posten