Papa is
zijn das weer eens kwijt. Iedereen is aan het zoeken in het grote huis. Niemand,
echt niemand kon zijn das vinden. Elsewientje kwam plotseling op een idee... Zij ging naar buiten, het bos in om te zoeken. Haar wonderlijke poezenoortjes draaiden
weer alle kanten op. Misschien kan ze aan de vogeltjes horen waar de das ligt. De wol ervan kunnen zij wel goed voor hun nestjes gebruiken.
Als de das hier is dan zou ze dat kunnen horen. Haar poezenoortjes draaiden helemaal in het rond maar ze hoorden niets. Niets bijzonders dan het gekreun van de bomen, het gezoem van de bijtjes en het blaffen van de reerjes. Ja, reetjes blaffen, maar wel anders dan honden...
Als de das hier is dan zou ze dat kunnen horen. Haar poezenoortjes draaiden helemaal in het rond maar ze hoorden niets. Niets bijzonders dan het gekreun van de bomen, het gezoem van de bijtjes en het blaffen van de reerjes. Ja, reetjes blaffen, maar wel anders dan honden...
Plotseling
ziet ze rond een boom een paar gaten in de grond. Uit deze gaten hangt een
gestreepte stropdas. Vrolijk en vol verwachting stapt ze er op af. Wat zal papa
blij zijn! Op eens een gekir. Krrr, krrr. Ze schrikt en zegt hallo das,
kan jij praten? Ja, zegt de das, dat kan ik. Wie ben jij? Vraagt Elsewientje.
Ik ben de das van de dassenburcht. Ze kijkt vreemd op en vraagt: De das van de
dassenburcht?...Zijn er dan meer van?
Wij dassen
wonen in deze burcht en komen alleen 's-nachts uit ons hol. Dan gaan we op
jacht.
Als wilde dieren moeten we jagen, dat is onze plicht. Met onze sterke tanden en flinke poten kunnen wij wel een lekker kostje verschalken. Maar ik heb altijd pech. Ik heb altijd strop als er gejaagd moet worden. Ik ben altijd de laatste en nooit op tijd. Als de anderen de buit gevangen hebben mag ik wel eten. Ik hoef eigenlijk nooit te jagen en te rennen dat doen mijn broetjes wel. Ik eet dan zoveel lekkers dat ik nu te dik ben om met de anderen terug in de burcht te gaan. Daarom noemen ze mij Stropdas. Ik moet altijd wachten tot iedereen er in zit en dan lukt het mij misschien. Wacht eens even, zegt Elsewientje, wat zeg je daar. Hoe heet je? Stropdas? Maar die hangt toch altijd om de nek van papa. Ik hang om niemands nek, zei de das. Daar ben ik te dik voor. Elsewientje begrijpt niet wat voor beest Stropdas is en vraagt, of er nog meer dassen en sjawls binnen zijn. Alleen dassen, sjawls wonen hier niet, antwoordt de das. Loop maar even mee ik ga je voor en hij gaat met enig gekir, geduw en gewroet weer de burcht in. Elsewientje loopt achter hem aan. Zij ziet daar gestreepte dassen en donkere dassen ook een paar licht gekleurde. Hebben jullie ook papa's das, vraagt ze.
Er stapt een hele grote das naar voren, hij lacht. Hij buldert en rolt achterover van de pret. Hij kan niet meer ophouden en de rest lacht met hem mee.
Als wilde dieren moeten we jagen, dat is onze plicht. Met onze sterke tanden en flinke poten kunnen wij wel een lekker kostje verschalken. Maar ik heb altijd pech. Ik heb altijd strop als er gejaagd moet worden. Ik ben altijd de laatste en nooit op tijd. Als de anderen de buit gevangen hebben mag ik wel eten. Ik hoef eigenlijk nooit te jagen en te rennen dat doen mijn broetjes wel. Ik eet dan zoveel lekkers dat ik nu te dik ben om met de anderen terug in de burcht te gaan. Daarom noemen ze mij Stropdas. Ik moet altijd wachten tot iedereen er in zit en dan lukt het mij misschien. Wacht eens even, zegt Elsewientje, wat zeg je daar. Hoe heet je? Stropdas? Maar die hangt toch altijd om de nek van papa. Ik hang om niemands nek, zei de das. Daar ben ik te dik voor. Elsewientje begrijpt niet wat voor beest Stropdas is en vraagt, of er nog meer dassen en sjawls binnen zijn. Alleen dassen, sjawls wonen hier niet, antwoordt de das. Loop maar even mee ik ga je voor en hij gaat met enig gekir, geduw en gewroet weer de burcht in. Elsewientje loopt achter hem aan. Zij ziet daar gestreepte dassen en donkere dassen ook een paar licht gekleurde. Hebben jullie ook papa's das, vraagt ze.
Er stapt een hele grote das naar voren, hij lacht. Hij buldert en rolt achterover van de pret. Hij kan niet meer ophouden en de rest lacht met hem mee.
Elsewientje begrijpt er niets van en vraagt: jij bent helemaal
niet papa's das. Zij gaat teleurgesteld terug naar huis. Jammer dat zij
papa's das niet gevonden heeft. Als zij het huis ingaat en de trap oploopt,
hoort ze haar vader bulderen van het lachen. Ze kijkt nog eens goed en ziet
papa's das om zijn nek hangen. Hoe heeft u de das weer gevonden?Vraagt ze, wijzend
op de stropdas. Hij lag tussen de sjawls, maar daar wonen geen dassen, zei
hij...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten